Zo speel ik viool: de methode voor alle leerlingen
Leerlingen zijn heel verschillend. Daarom is Zo speel ik viool zó zorgvuldig opgebouwd dat de leerlingen een gestage ontwikkeling doormaken. Grote sprongen of hiaten in de leerstof zijn vermeden. Daardoor kan ieder kind meekomen.
Een solide basis
Zo speel ik viool geeft leerlingen een solide violistische basis. Zijn Deel 1 en 2 doorgewerkt? Dan beheersen de leerlingen de belangrijkste streeksoorten en alle vingerstanden in de eerste positie. Ook hebben ze gesnuffeld aan de tweede en derde positie en zijn ze begonnen met vibrato.
Als Deel 3 is doorgewerkt hebben de leerlingen een goede beheersing van de tweede en de derde positie, is de streektechniek uitgebreid en is het spel in de hogere posities voorbereid.
Als Deel 4 is doorgewerkt zijn de leerlingen goed thuis in de hogere posities. Ze beheersen de dubbelgreeptechniek en spelen toonladders over drie octaven. Ze zijn kortom klaar om uit te waaieren in de richting die bij ieder van hen past.
Een complete methode
Zo speel ik viool is een complete methode. Elk deel bestaat uit een Vioolboek met online meespeeltracks en een Pianoboek waarin de begeleidingen van de website staan.
De flitskaarten uit het apart verkrijgbare Flitskaartenboek ondersteunen het memoriseren en het automatiseren van de notennamen en de grepen op de viool. De kaarten uit het Flitskaartenboek lopen parallel aan de lesstof van Deel 1 en
Deel 2.
In het Vioolboek Deel 1 zitten ritmekaartjes, waarmee op een speelse manier vijf basisritmes kunnen worden geleerd.
De website is een belangrijk onderdeel van de methode. Op de website staan de meespeeltracks, werkbladen, techniekbladen, instructiefilmpjes en informatie over componisten. Hiernaar wordt in het vioolboek verwezen. Ook staan er notenleesspelletjes op om het leren van de noten in het tweede hoofdstuk van Deel 1 te ondersteunen. Als de leerlingen zelf willen componeren kunnen ze notenpapier uitprinten met extra grote notenbalken.
Muzikaal waardevol materiaal
Naast het ontwikkelen van violistische en muzikale vaardigheden wordt er door de methode ook een muzikale wereld voor de leerlingen ontsloten. De eerste stukjes zijn 'op het kind geschreven'. Bij elke volgende stap in de violistische ontwikkeling maken de leerlingen kennis met volksmuziek uit de hele wereld en met stukken uit het klassieke repertoire. Al het materiaal is zorgvuldig beoordeeld op zijn muzikale waarde. Veel stukjes zijn voorzien van een begeleidende vioolpartij voor de docent, om het samenspelen in de les te stimuleren. De sprankelende pianobegeleidingen die Oksana Polman heeft geschreven geven de leerlingen bij het oefenen thuis extra ritmische en harmonische 'input'.
De basisliedjes
De eerste 15 liedjes van het tweede hoofdstuk van Deel 1 vormen het hart van de methode. Met deze basisliedjes wordt het fundament gelegd voor het intoneren: het plaatsen van de vingers op basis van het gehoor. Alle liedjes liggen binnen het stembereik van de leerlingen: op de D-snaar. Met het zingen van de liedjes kun je al in de eerste vioolles beginnen. Om het zingen thuis aan te moedigen zijn de liedjes met een kinderkoor opgenomen. Het zijn de eerste vijftien tracks op de website. De basisliedjes komen terug in Deel 2 bij het aanleren van nieuwe vingerstanden en bij het leren van de tweede en derde positie. Zo wordt de linkerhand steeds ‘geijkt’ op bekende stukjes.
Theorie geïntegreerd in de methode
In het vioolboek wordt alle theorie die in de stukken aan de orde komt op een begrijpelijke manier uitgelegd. Extra oefenstof vind je op de werkbladen waarnaar in het vioolboek verwezen wordt. Notenlezen kan op een speelse manier geoefend worden met de spelletjes op de website én met de apart verkrijgbare flitskaarten.
In Deel 2 komt het lezen van voortekens en het lezen van verschillende maatsoorten uitgebreid aan de orde.
In Deel 3 worden de intervallen, de toonsoorten en de majeur- en mineurtoonladders met hun voortekens behandeld. Met de theorie die in de methode aangeboden wordt, verwerven de leerlingen genoeg bagage om zelfstandig te kunnen musiceren.
Laag instapniveau: ‘Zo speel ik viool’ in kleuterlessen en in de auditieve fase
Zo speel ik viool heeft een laag instapniveau. Dat maakt de methode heel geschikt om te gebruiken met jonge leerlingen. Kinderen van groep 1 en 2 van de basisschool kunnen al prima werken met Zo speel ik viool.
De ritmekaartjes vormen flexibel en speels oefenmateriaal om vijf basisritmes aan te leren. Ze kunnen gebruikt worden om de fase van woordritmes op één snaar naar eigen inzicht te verlengen, als de leerlingen nog niet toe zijn aan snaarwisselingen.
De vijftien basisliedjes kunnen al vanaf les één met de website meegezongen worden. Het zijn de eerste vijftien audiotracks. Zowel de basisliedjes als de ritmekaartjes zijn goed te gebruiken in een auditieve fase, voordat de leerlingen beginnen met notenlezen.
Om het notenlezen voor kleuters wat makkelijker te maken kun je de snaren een kleur geven en een streepje onder de noot zetten in dezelfde kleur.
In de praktijk getest
Om Zo speel ik viool aan te laten sluiten bij de praktijk van het Nederlandse vioolonderwijs is de methode uitgebreid besproken met viooldocenten uit heel Nederland. Ook enkele Belgische docenten hebben feedback gegeven bij de ontwikkeling van Deel 1, 2 en 3. Veel docenten hebben proefversies gebruikt in hun lespraktijk. Hun ervaringen zijn weer verwerkt in de definitieve boeken.
Ben je viooldocent en wil je meedenken en feedback geven bij het ontwikkelen van Deel 4? Meld je aan per